English Nederlands

Veterinaire Verhalen over Vee


verteld door Leo Rogier Verberne
met tekeningen van Marisca Bruinooge-Verberne


Farm Animals
  • Cover
  • Opdracht
  • Colofon
  • Inleiding
  • Een big kon niet schijten
  • Plattelandspraktijk
  • Kalf afzagen
  • Slepende melkziekte
  • Kopziekte
  • Koeien onthoornen
  • Keizersnee
  • Doodliggen van biggen
  • Geitenverlossing
  • Schijndood
  • Kalfziekte
  • Scherp-in
  • Lebmaagverplaatsing
  • Drieling
  • Maden
  • Leverbot
  • Ringschimmel
  • Bruls
  • Difterie
  • Mond- en klauwzeer
  • Boviene Virus Diarree
  • Vaarzenverlossing
  • Onzichtbare uierontsteking
  • Bedrijfsbegeleiding
  • Vee-verbetering
  • Auteur
  • 18. Bruls (nymfomanie)

    Een bronstige koe wordt tochtig genoemd; in Brabant heet ze spullig. Door hartstochtelijk loeien of brullen maakt ze haar paringsdrang kenbaar. Duurt de tochtigheid te lang of is de koe te vaak tochtig dan brult ze teveel en noemt men haar bruls. Die ziekelijk verhoogde of zelfs permanent aanwezige geslachtsdrift bij vrouwelijke dieren heet officieel nymfomanie.

    Eierstokken
    De seksuele cyclus van een koe duurt normaal drie weken. Daarvan is ze één of twee dagen tochtig en tot paren bereid. Dan heeft zich in een van beide eierstokken een follikel (eiblaasje) ontwikkeld dat bronsthormonen produceert. Als het blaasje openbarst (de eisprong), stopt de productie van die hormonen. Als de koe niet door een stier wordt gedekt of kunstmatig wordt geïnsemineerd, ontwikkelt zich na twee weken opnieuw een follikel. Tegen de twintigste dag wordt de koe weer tochtig. De eierstokken sturen dus haar seksuele cyclus.

    Hersens
    Maar die eierstokken worden ook zelf aangestuurd. Onderaan de hersens zit een kwabje (hypofyse) dat hormonen produceert die met het bloed de eierstokken bereiken. Het ene hormoon stimuleert de ontwikkeling van een follikel en een ander induceert de eisprong. Bij die productie van hormonen reageert de hypofyse op allerlei prikkels vanuit de hersens: op zien, ruiken of horen van een partner en op licht. Zo kan zich bij rundvee dat in een donkere stal wordt gehouden, in de eierstok wel een follikel ontwikkelen maar de hypofyse produceert daarbij soms onvoldoende hormoon om die ook te laten openbarsten. In zo’n geval gaat de productie van bronsthormonen alsmaar door en blijft de koe vaak wekenlang tochtig en brullen: ze is dan bruls. Als zo’n dier wordt gedekt of geïnsemineerd, wordt ze niet drachtig doordat er geen eicel is vrijgekomen uit de eierstok.

    Melkput
    Het is winter en melktijd. De koeling van de melktank draait met veel lawaai op volle toeren om de lichaamswarme melk van de koeien zo snel mogelijk af te koelen naar vier graden Celsius. Daardoor hoor ik waar ik de boer moet zoeken als ik uit de auto stap. In de melkstal staan veertien koeien: zeven aan elke kant, schuin met de koppen naar de muur en met de kont naar de melkput in het midden. Daarin staat de boer op ooghoogte met de uiers. De bekers van de veertien melkklauwen zitten aan de spenen gezogen door een pulserend vacuümsysteem. Zo wordt het zuigen van een kalf aan de speen nagebootst. De melk stroomt vanuit de melkklauwen in de glazen containers aan de rand van de melkput. Voor elke koe een aparte container. Zo ziet de boer wanneer ze is leeggemolken en hoeveel melk ze heeft geproduceerd.

    001

     melkput met melkcontainers

    Lawaai
    “Goeienavond!” Twee koeien kijken me vragend aan. Maar de boer gaat door met het reinigen van de uiers en het aansluiten van de tepelbekers aan de spenen. Ik moet boven dit geluidsniveau zien uit te komen en brul m’n begroeting nog eens. Hij kijkt op van z’n werk: “Ah, de veearts! We moete bij de pinke zèn in ut ouw schuurke. Ik goa drek mee as deez koei uit zèn.” Een paar minuten later zijn de veertien uiers leeg. De boer trekt vanuit de melkput aan een touw de schuifdeuren open en de koeien lopen de melkstal uit en terug de open loopstal in. Dieren die nog gemolken moeten worden verdringen elkaar bij de ingang. Ze staan met strakgespannen uiers. Enkele laten de melk al in stralen lopen.

    Het oude schuurtje
    Opzij van de moderne open loopstal staat een oud schuurtje. Binnen is het aardedonker. Als de boer het licht aan doet, verandert er weinig aan die donkerte. Een peertje dat is bedekt door een dikke laag stof bungelt aan een fitting met twee draadjes van de zoldering. Zuinigheid is beslist een zeer ontwikkelde deugd bij boeren. Een flauwe lichtcirkel valt op de rug van een dier. Als m’n ogen wat aan het donker gewend zijn, zie ik dat zes grote pinken op een rij staan aangebonden. Ze lijken me twee jaar oud, misschien nog wel meer. Eigenlijk zouden ze dus al gekalfd moeten hebben.

    003

    het oude schuurtje bij daglicht

    Bruls
    “Ze zèn dik zat geïnsemineerd. En allemoal drachtig, behalve dees; die is bruls. Ik mest ze af vur m’n eige. Mar ze brult zo verrekkes. Ons moeder is dà hartstikke muug.”
    Voorzichtig scharrel ik tussen de dieren door naar de achterkant. In de zak van m’n stofjas zitten een lange plastic handschoen en een fles glijmiddel. Door de darmwand heen voel ik op de ene eierstok een grote vochtblaas (cyste) bijna zo groot als een tennisbal en met een dikke wand. Door de darmwand heen pak ik de cyste vast en knijp hem stuk. Daarvoor moet verrassend veel kracht worden gebruikt. Nu de cyste is opengebarsten, stopt de productie van bronsthormonen en wordt het dier in een paar dagen weer rustig. De eierstok die resteert, is niet groter dan een hazelnoot. Om de volgende seksuele cyclus normaal te laten verlopen en herhaling van de cystevorming te voorkomen, spuit ik de pink in met een hormoon dat de hypofyse stimuleert. In m’n jaszak heb ik zo’n flesje en een spuitje al meegenomen. “Pak ze maar even in de neus.” Knijpen in het neustussenschot veroorzaakt bij rundvee een soort lichte verdoving. Hetzelfde effect als een praam op de bovenlip van een paard of acupunctuur bij de mens: er komt dan endorfine vrij in de hersens en dat veroorzaakt een kortdurend roesje. Ik spuit de hormoonvloeistof in.

    Toekomst
    Ook overdag is het in dit schuurtje donker. Dat heeft de vruchtbaarheid van de pinken geen goed gedaan. Toch zeg ik niks over deze huisvesting en de verlichting. Ik weet dat de enige zoon te kennen heeft gegeven dat hij geen toekomst ziet in het bedrijf. Hij ging dan ook niet naar de HAS (Hogere Agrarische School) maar volgde een opleiding tot chemisch analist. Het laboratorium biedt een werkweek van zesendertig uur en vijf weken vakantie per jaar. Die luxe is op de boerderij onbekend: daar wordt zeven dagen per week gewerkt en tweemaal per dag gemolken en gevoerd. Bovendien kalven koeien en vaarzen in de helft van de gevallen ’s nachts. Zo telt een doorsnee werkweek al gauw negentig tot honderd uur, in het voorjaar nog beduidend meer. Veehouders gaan hooguit één week per jaar met vakantie. Veel oudere boeren zijn zelfs nog nooit van hun bedrijf weg geweest. Dat wil zeggen: nooit langer dan een dag. Zonder opvolger voelt deze boer er weinig voor om in het bedrijf te blijven investeren en zo werd er geen nieuwe jongveestal gebouwd. De meeste pinken staan in de vroegere varkensstal en enkele in dit oude schuurtje. De kalveren staan verdeeld over het achterhuis van de oude boerderij aan de straat en het voormalige kippenhok. Dat is verre van ideaal en arbeidsintensief. Maar straks worden de koeien verkocht en in de open loopstal worden caravans gestald. De boer wil dan alleen nog wat jongvee aanhouden voor zichzelf. Want als je een leven lang dag en nacht druk bezig bent geweest op je bedrijf, kun je niet op je zestigste binnen gaan zitten en verder niks meer doen: ‘Ons moeder is dà zo hartstikke muug.’


    lees verder

    © Leo Rogier Verberne
    ISBN/EAN: 978-90-818362-4-1
    www.verberneboek.nl