20. Boviene Virus Diarree (immuundeficiëntie)
Beschadigingen van het slijmvlies in de bek en op de tong van rundvee worden niet alleen veroorzaakt door mond- en klauwzweer of difterie maar ook door mucosal disease (slijmvliesziekte). Die aandoening behoort tot een ziektecomplex dat Boviene Virale Diarree (BVD) wordt genoemd. Dat is een virusinfectie van rundvee die in Nederland uitgebreid voorkomt maar die doorgaans weinig schade veroorzaakt juist doordat een groot deel van de rundveestapel afweerstoffen heeft tegen dit virus. Maar als die afweerstoffen ontbreken, kan door een infectie met BVD-virus een immuundeficiëntie ontstaan met uiteenlopende ziektes tot gevolg en enorme bedrijfsschade.
Mucosal disease
Bij een drachtige koe of vaars die geen afweerstoffen heeft tegen het BVD-virus en die ermee besmet raakt, dringt het virus in de baarmoeder naar binnen en infecteert het ongeboren kalf. Als die infectie plaatsvindt in de eerste vier maanden van de dracht, terwijl het immuunsysteem van het embryo nog in ontwikkeling is, wordt het virus niet als lichaamsvreemd herkend en kan het ongestoord in het kalf aanwezig blijven, ook na de geboorte. Het dier blijft het BVD-virus dan levenslang uitscheiden in zijn mest en urine, in neus- en traanvocht; bij stieren zit het virus dan in het sperma en bij koeien in de melk. Zo besmetten deze zogenoemde permanente virus-uitscheiders alle rundvee waarmee ze in contact komen. Maar hun immuunsysteem functioneert niet goed: door onbekende oorzaak kunnen bij hen vroeger of later alle slijmvliezen in het maagdarmkanaal hevig ontstoken raken, van in de bek tot de anus. Er ontstaat dan een niet te stoppen diarree met de dood als gevolg. Dat is het klassieke ziektebeeld van mucosal disease. Slechts bij circa 10% van de permanente virus-uitscheiders ontstaat die fatale diarree niet en zij worden volwassen. Ze lijken gezond maar blijven wel hun leven lang virus uitscheiden. Gelukkig is het BVD-virus niet besmettelijk voor mensen.
Immuundeficiëntie
Als de infectie van het onbeschermde moederdier (zonder afweerstoffen) pas na de vierde maand van de dracht plaatsvindt (de dracht van een koe duurt negen maanden), gaat het kalf in de baarmoeder meestal dood en wordt het verworpen. Maar het BVD-virus tast niet alleen het immuunsysteem van ongeboren kalveren aan; de besmetting van onbeschermde dieren veroorzaakt bij rundvee van alle leeftijden een immuundeficiëntie. Daardoor is hun weerstand verminderd en worden ze gevoelig voor allerlei infecties. Welke ziekte dan manifest wordt, hangt af van het virus of de bacterie in hun omgeving die de grootste infectiedruk veroorzaakt. Zo zal onbeschermd jongvee dat met het BVD-virus besmet raakt vaak een luchtweginfectie krijgen (bijv. pinkengriep of pasteurellose). Bij koeien die door het virus besmet raakten, ontstond op het ene bedrijf een golf van acute uierontstekingen door E. coli, terwijl op een ander bedrijf in korte tijd bijna de helft van het melkvee ernstig kreupel werd door tussenklauwontsteking (panaritium)*. En als het immuunsysteem van de patiënt niet of onvoldoende werkt, valt het resultaat van een behandeling flink tegen.
* LRM Verberne. BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1 april 2000 p. 218-221
Vergelijk het met AIDS bij mensen waar immuundeficiëntie wordt veroorzaakt door het HIV (Human Immunodeficiency Virus). Diverse infecties kunnen dan de kop opsteken die moeilijk te behandelen zijn. De veroorzaker van immuundeficiëntie bij rundvee zou dan ook beter het Bovine Immunodeficiency Virus (BIV) genoemd kunnen worden in plaats van BVD-virus.
Jongvee
Begin 1988 brak op een groot rundveebedrijf in Rosmalen ernstige longontsteking uit in de jongveestal. De zieke kalveren (van drie maanden tot een jaar oud) en pinken (van een tot twee jaar oud) werden behandeld met injecties doxycycline (antibioticum) en meloxicam (ontstekingsremmer) gedurende drie dagen. Toch stierven er vijftien van hen. Enkele van de gestorven dieren werden naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) gebracht voor sectie. Pinkengriep werd als doodsoorzaak vastgesteld. Maar daartegen werd al jaren systematisch gevaccineerd op dit bedrijf. Op andere bedrijven waar ik hetzelfde vaccin gebruikte, waren geen ent-doorbraken.
Bij zeven zieke dieren die nog niet waren behandeld, werd bloedonderzoek gedaan. Daarin werd een ontstekingsbeeld van de witte bloedcellen gevonden en een te lage zinkspiegel. Het eerste was ongetwijfeld een gevolg van de longontsteking; voor de te lage zinkspiegel was geen verklaring, noch bij de GD, noch op de kliniek voor inwendige ziekten in Utrecht. Behandeling van de zieke dieren met injecties trimethoprim sulfa (chemotherapeuticum) en flunixine (ontstekingsremmer) had ook al weinig effect: er stierven nog eens vijf kalveren. Een specialist van de GD kwam het klimaat in de jongveestal meten door middel van rookproeven. Daarmee werd tocht vastgesteld en uit de mestput kwam koude lucht omhoog. In de stal zijn toen tochtschermen aangebracht en op de roosters boven de mestput werden rubber matten gelegd. Maar ook dat had niet het gewenste resultaat. Pas in de loop van mei begonnen de kalveren op te knappen en leek de ellende eindelijk voorbij. Het overgebleven jongvee had een flinke achterstand in groei opgelopen.
Koeien
In dezelfde periode (begin ’88) hadden in de koeienstal vier van de drachtige dieren hun kalf verworpen. Op negentig stuks melkvee werd dat niet direct als alarmerend beschouwd, want drie procent abortus per jaar gold als een gemiddelde op Nederlandse melkveebedrijven. Verder waren er bij de koeien en vaarzen geen ziekteverschijnselen en de melkproductie was normaal. Het standaard bloedonderzoek op brucellose van de dieren die hadden verworpen, was negatief. Maar in mei was het aantal abortus-gevallen verder opgelopen tot zeven. Een oorzaak daarvoor werd niet gevonden. Daarna werd het ook in de koeienstal rustig: er kwamen geen nieuwe verwerpers meer bij.
Opnieuw ellende
Sindsdien bleef het gedurende een maand of acht rustig op het bedrijf en kon alles zich enigszins herstellen. Maar begin ’89 brak in de jongveestal opnieuw een epidemie van longontsteking uit. In enkele weken gingen weer vijfentwintig kalveren dood. Deze keer was de sectie-uitslag: BVD. Eén kalf bleek drager van het virus. Het was een permanente virus-uitscheider.
boer en onderzoeker
Aanpak
Van alle circa 275 dieren op het bedrijf is vervolgens bloed getapt voor onderzoek op afweerstoffen tegen het BVD-virus. Bij alle vaarzen en koeien in de mekveestal en bij de meeste kalveren en pinken in de jongveestal werden afweerstoffen aangetoond. Zij hadden dus een infectie doorgemaakt. Van het jongvee zonder afweerstoffen werd vervolgens bloed onderzocht op de aanwezigheid van het virus. Vijftien van deze kalveren hadden het BVD-virus in hun bloed. Dat onderzoek is na drie weken herhaald om een toevallige acute infectie uit te sluiten. Ze waren toen alle vijftien opnieuw positief op het BVD-virus; zij waren dus permanente virus-uitscheiders.
Verklaring
In het begin van 1988 is een eerste infectiegolf met het BVD-virus door het hele bedrijf gegaan. De oorzaak daarvan was niet te achterhalen. In de melkveestal zijn toen drieëntwintig drachtige dieren besmet: zeven van hen die al gevorderd drachtig waren (meer dan vier maanden), hebben hun kalf verworpen. Bij de zestien die minder dan vier maanden drachtig waren, is het embryo in de baarmoeder besmet. Ongeveer zes maanden later werden die kalveren als permanente virus-uitscheiders geboren. Intussen was de eerste infectiegolf uitgewoed en was de rust op het bedrijf teruggekeerd. De hele veestapel was immuun geworden voor het BVD-virus door de aanmaak van afweerstoffen. En die afweerstoffen zijn zeer persistent, mogelijk blijven ze een koeienleven lang. Dus de zestien jonge permanente virus-uitscheiders konden aanvankelijk weinig kwaad stichten. Ook in de melkveestal hadden alle koeien en vaarzen afweerstoffen zodat het virus daar niks kon uitrichten, zelfs niet bij de drachtige dieren. Vervolgens werden er dus weer normale kalveren geboren. Maar toen die op een leeftijd van circa drie maanden naar de jongveestal werden verplaatst, hadden ze geen afweerstoffen terwijl ze daar in contact kwamen met zestien pinken die permanent BVD-virus uitscheidden. Het immuunsysteem van deze kalveren werd door die infectie deficiënt en ze werden vervolgens slachtoffer van het pinkengriep-virus dat in de stal circuleerde. Die tweede infectiegolf met BVD-virus in de jongveestal werd vijfentwintig kalveren fataal. Intussen stierf ook een van de permanente virus-uitscheiders (het ‘indicator-dier’ bij de sectie).
Schade
De verzekeringsmaatschappij dekte de directe schade: zeven koeien die hadden verworpen en waren geruimd; twintig gestorven kalveren en pinken van de eerste infectiegolf en vijfentwintig kalveren van de tweede plus de zestien virusdragers. Ook de kosten van alle bloedonderzoek en de secties zijn vergoed. Dat was alles bijeen al een groot bedrag.
Maar de indirecte schade die niet onder de dekking viel, was nog groter. Door de achterstand in groei van het jongvee moesten de stieren drie maanden langer worden gemest om het slachtgewicht te bereiken. Ook de vaarzen bleven te klein en ze gaven te weinig melk. Ze zijn daarom na één lactatie allemaal afgevoerd, circa veertig stuks. Door dit alles kon het melkquotum niet worden vol-gemolken. De indirecte schade is geschat op anderhalve ton.
Conclusie
In een onbeschermde veestapel (zonder afweerstoffen) kan een infectie met BVD-virus enorme schade veroorzaken.
lees verder
© Leo Rogier Verberne
ISBN/EAN: 978-90-818362-4-1
www.verberneboek.nl
andere e-boeken van Rogier Verberne
Vergelijking van Ligfiets en Racefiets
Q-koorts, de Australische tekenbeetkoorts
Juvenile, Adult-onset and Monogenic diabetes
The cure for juvenile diabetes
|